Notities bij: Judoca Van Dierdonck

1623-1647: In de buitenpoorterslijsten van de Kasselrij van Kortrijk komt in deze periode onder Zwevezele Jan van Haelemeesch fs Jan voor. Josyne van Dierendonck (ook Syntgen of Judoca) komt vanaf 1614 in deze lijsten voor, tot 1622 bij het gezin van haar vader, daarna met haar man (die waarschijnlijk via haar het buitenpoorterschap verworven heeft).

1633: Vermelding van Jan van Haelmeesch fs Jan en Jozyne van Dierendonck [Scabinalenboek 1633, fol.202v]. Ook in 1637

Staat van Goed (Staten van Goed Kasselrij Kortrijk, 76 - Zwevezele:
30-9-1636: ‘Heden desen 30 september 1636 soo hebben over syen Sterfhuijsse van Jan van Aellemes wonnende inde Prochije vn Sweveseele onder de casserije van Corterijeke Poortere binder voorseide stede van Corterijeke eenen Matijs scheemaecker ter eenen sijde ende caerel Slabbijnck ter ander sijde ende dat bij laste van Cornelis van dierdonck fijlijus lijevens en Hansken van Aellemes Fijlijus jants in zweveseele, beede vooden (=voogden) van iiii onbejaerde Kijnderen te weten eenen michijel, een maeijken, een doossijtchen, een crijstaen, halle vijere ghesusterts ende broederts die noch alle onbejaerst sijn ende soo hebben dese voornomde persoonen beede oversijen alle […] goederen die hem toebehoorren met sijnen huijsvrauwe joossijnne van dierdonck fijlijus lievens die hestorven es ter salijeghen memoorije ende aldus hebben wij bevonden dat dese goederen souden mueghe werdigh sijn de somme van 64 ponden grooten slants voor de onbejaerde weesen naer onse beste wetenheijdt boven alle schulden en van het overlegghen van desen staet dat sal commen ten costen vande weesen want den vadere heeft al laten passeren naar het seggen van beede dese perssoonen want sij hebben ghedaen naer aelders beste wetenheijdt immerts noch boven dien soo heeft den vadere met sijne onbejaerde kijnderen noch een hofstedeken lighende inde voornomde prochije van sweveseele noort vande kercke in een jeghennoote te Reeckt met een wuenhuijs ende een schuere opde selve hofstede staende met noch vijer ghemeten lants met de hofstede al tsamen. Item noch boven dien soo esser noch ii lijnen lants dat noch int ghemeene van alle de hoorts van Jan van Aellemes en den vooght Cornelis van Dierdonck, het welcke es ghekommen van de moedere vande kijnderen, het welcke noch in ghemeene compareert den vadere; compt alles samen den nomber van iiii ghemeten en iii lijnnen, het welcke lant niet belast es en es van de heerelijcke rente de voorsijeneghe heeren al sal believen daer inne te versijen vande weesen, in teeken dat soo warachtigh es, soo hebben wij beede onderteekent dat sooe en waraghtigh es’ [Weeskamer Kasselrij van Kortrijk; Transcriptie Jo Patteeuw].