Notities bij: Jacobus De Soppere

staat van goed Brugse Vrije I nr. 11.640: verkaveling 1679, tussen de kdn Hubrecht De Soppere x Mayken Boydens en kdn Jacob De Soppere x Joosine De Winne. De eerste krijgen 20 g (te Aartrijke en Jabbeke) en de tweede 27 gemeten.

Overleden te Brugge in de Westmeers. Kerkmeester te Snellegem van 1630 tot 1632. Hoofdman van Snellegem van 1623 tot 1626 en in 1629.

staat van goed Brugse Vrije I nr. 18578, wezenakten Brugse Vrije 16488 f. 169
Jacob De Zoppere fs Jacob x Margriete fa Jan De Lantheere, +Snellegem 8.12.1645
x Mayken fa Pieter Bellaert x Prijnken fa Rycquaert Van Parijs
wdr van Margriete fa Pieter Vanden Broucke x Margriete fa Pieter De Hondt
VP Hubrecht De Soppere, broer wezen; VM: Omaer De Zanghere de jonghe x Mayken fa Vincent Bellaert. Vincent was broer van de overledene
gronden te Aartrijke: hofstede 33 g, gekocht van de 5 kdn van Jan De Veldere x Cathelyne fa Jacob De Zoppere (zijn zuster), daar woont nu Pieter Vanden Bussche en daar wijlent Jacob De Soppere fs Mattheus, zijn vader, overleden is, die de hofstede in 1607 kocht van Jan Luucx. Verder oa. gronden te Aartrijke door zijn moeder in tweede huwelijk met Pieter Schaerssens gekocht; gronden gekomen van Mayken fa Ryckaert Kint, grootmoeder materneel van Jacobus De Soppere en van Adriaentken fs Niclaeys Vande Poele, halve broer van de overledene, mits voornoemde Mayken fa Ryckaert Kint, na het overlijden van Matheus De Soppere, hertrouwde met Claeys Vande Poele. Verder gronden te Ichtegem, Moere, Snellegem.
Saldo: 959 p.

Jacob de Zoppere (1568-1645) <../Genealogie/de_zoppere_jacob__copkin__1044303180.html>
Wanneer Jacob geboren is weten we niet precies, maar waarschijnlijk tussen 1562 en 1574 in Aartrijke (West-Vlaanderen). Hij huwde een eeste maal met Margareta Vandenbrouccke voor 1601, want in dat jaar of in 1602 werd een eerste dochter Cathelyne geboren. Nog drie andere dochters werden geboren, maar in april 1615 overleed zijn vrouw. In 1622 was hij opnieuw gehuwd, ditmaal met Maria Bellaert en kreeg nog 6 kinderen, 3 zonen en 3 dochters. Van zijn in totaal 10 kinderen overleed slechts één kind op jonge leeftijd terwijl alle andere kinderen volwassen werden en huwden. Voor deze tijd, waarin ongeveer de helft van de kinderen voor hun 10de levensjaar overleden, was dit dus wel een "gezegend" gezin. We kunnen er hier ook even op wijzen dat er tussen de geboorte van Jacobs eerste en laatste kind een tijdsverschil van 33 jaar lag.
Jacob De Zoppere was landbouwer, en verschilde daarin dus niet veel van de meeste van zijn tijdgenoten, die haast allen in een landbouwbedrijf hun brood verdienen. Wel was hij voor zijn tijd een grootgrondbezitter, aangezien hij niet minder dan 7 hofsteden bezat en een totaal aan gronden ten belope van 154 gemeten (ongeveer 70 hectaren). Dit blijkt nog duidelijk als we de vermogensstructuur van het platteland voor die periode in beschouwing nemen. Ongeveer de helft der huishoudens werden gevoerd door "cortsitters" , dit zijn bewoners die een landbouwbedrijf van minder dan 1 ha bezaten. Daarnaast moesten ongeveer 80 a 90 % der huishoudens zich met minder dan 5 ha tevreden stellen. De grote boeren, die nauwelijks 10 % van de bevolking uitmaakten, namen 45 a 50 % van de grond in bewerking (de grootste grondbezitters waren te vinden bij de adel en de kerkelijke instellingen).
Dat hij met een dergelijk eigendomsbezit ook een rol zou spelen in het bestuurlijk leven van zijn parochie Snellegem, is dus ook niet te verwonderen. Hij was hoofdman in 1623, 1626 en 1629, en kerkmeester in 1630, 1631 en 1632. Ook zijn kinderen vervulden in het lokale bestuurlijke leven een rol. Een schoonzoon Jan De Witte was eveneens hoofdman van Snellegem, terwijl een zoon, Judocus, hoofdman van Snellegem. Andere schoonzoons en een dochter Petronella zagen hun naam vermeld op de nieuwgegoten klokken van de kerk van Snellegem.
Jacob De Zoppere was geen "ongeletterde boer" en kon meer dan alleen zijn naam schrijven, gezien er in zijn staat van goed vermeld wordt "... den koop ingevolhe van(deà contrcte ghesceven bij den handt van(de) overleden ten jaere 1634." en op een andere bladzijde "...blijckende vanden voornomden coop bij het handgescrifte vande overledene...", of nog: "...volgende (de) d'obliga(ti)e geschr(even) bij den handt van(de) overleden van in daten Xen maerte 1645." Over de alfabetiseringsgraad der plattelandsbevolking in de 17e eeuw is niet zoveel geweten, maar de situatie zal zeker niet veel beter geweest zijn dan in 1785 toen in het Brugse ongeveer de helft der mannen en een vierde der vrouwen hun naam konden schrijven (wat nog niets zegt over het feit of ze al dan niet in staat waren een tekst vlot te lezen of te schrijven).
Jacob De Zoppere was geboren te Aartrijke, maar woonde reeds bij het overlijden van zijn eerste vrouw te Snellegem. De hofstede waar hij woonde had hij in twee afzonderlijke kopen verworven, de eerste in 1604 (14 gemeten), de tweede in 1619 (11 gemeten). Dat hij hierbij in een andere buurt zou gaan wonen zijn, is zeker niet juist. Immers, zijn ouderlijk hofstede, gelegen ten Noorden aan de kerk van Aartrijke, en zijn hoeve te Snellegem, gelegen ver WestZuidWest van de kerk van Snellegem moeten op nauwelijks enkele honderden meters van elkaar gelegen zijn in de buurt van de grens der beide parochies. (zie verder)
Deze hofstede heeft hij ook verbouwd. Hij liet een nieuwe schuur bouwen met een wagenhok en een koestal, een varkensstal, een turfstalletje, een nieuwe zolder en een ovenhok. Ook op zijn ouderlijke hofstede te Aartrijke liet hij een nieuw woonhuis, een koestal, een schuur en een ovenhok bouwen.
Tijdens zijn eerste huwelijk huurde hij ook een huis te Brugge in de Vigierstraat (6). Bij zijn overlijden is geen spraak meer van dit huis, maar wel van en huis in de Westmeers te Brugge, dat hij enige maanden voor zijn overlijden had gekocht en waar hij met zijn 72 (en max. 83) jaar oud, wat - opnieuw voor deze tijd - een respectabele leeftijd was.
ooOoo
Over Jacobs bezittingen is ons vrij veel bekend en het zijn deze gegevens die wij hierna bespreken. De gegevens werden in hoofdzaak gelicht uit de wel zeer omvangrijke staat van goed, opgemaakt na het overlijden van Jacob De Zoppere in 1645. Gezien er, op het ogenblik van zijn overlijden nog minderjarige kinderen in het gezin overbleven, werd kort daarna, in overeenstemming met de toen geldende rechtsgebruiken een staat van goed opgemaakt.
Een dergelijke "Staat ofte Inventaris" werd opgemaakt telkens wanneer, bij het overlijden van een of beide ouders in een gezin, er nog minderjarige, d.w.z. nog geen 25 jaar oude, kinderen aanwezig waren in het gezin. Deze eigendomsbeschrijving moest een opsomming bevatten van alle eigendommen, baten, lasten en schulden met het oog op het beheer en de latere verdeling onder de efgenamen. De staat werd opgesteld door de deelsman, een rechterlijk ambtenaar, die deze dan voorlegde aan de schepenen van zijn rechtsgebied en aan de betrokkenen. Het was de taak van de weeskamer om toezicht te houden op het goed der wezen en daartoe stelden ze ook nog twee voogden aan om dit goed te helpen beheren. Deze voogden werden gekozen uit de naaste verwanten of kennissen, meestal een van vaderlijke en een van moederlijke zijde. Later bij hun meerderjarigheid, of eerder wanneer de wezen huwden, of in het klooster traden, werd de betrokken wees ontvoogd en ontving hij of zij zijn aandeel in de erfenis.
In iedere staat van goed vindt men eerst de filiatie van de overledene, zijn ouders en soms zijn grootouders, met de opgave van zijn een of meer huwelijken en de nog levende kinderen uit ieder huwelijk met hun leeftijd. Daarna volgt een opsomming van de onroerende bezitingen en renten, gevolgd door een gedetailleerde opgave van alle ambachtsgerei en van de meubelen, klederen en juwelen in het sterfhuis aanwezig. Tot slot volgt een overzicht van de in het sterfhuis aanwezige schulden.
Het opmaken van de staat van goed van Jacob De Zoppere, overleden op 8 december 1645, werd begonnen op de 4de april 1646, door Marijn De Zanghere en Carel Clays, gezworen deelslieden van het Brugse Vrije, en duurde een veertiental dagen. De aanstaande voogden waren toen reeds bekend: van vaderlijke zijde was er Hubrecht De Zoppere, oudste broer van de wezen en van moederlijke zijde: Omaar De Zanghere, echtgenoot van Mayken, dochter van Vincent Bellaert.
De eerste deelsman, Marijn De Zanghere, was eveneens een Snellegemnaar, en zeker een bekende van Jacob De Zoppere, gezien hij woonde op een hofstede die hij van Jacob De Zoppere gekocht had. Wellicht is hij zelfs een verre verwant, daar hij ook eigenaar was van stukken land geërfd van Vincent Bellaert, grenzende aan de hofstede van Jacob De Zoppere.
De andere deelsman, Carel Clays was ook gezworen landmeter van het Brugse Vrije en had een deel der gronden vermeld in de staat van goed, zelf opgemeten. De deelslieden vermeld in de staat van het opmaken van de staat "int vriendelijcke daertoe verzocht" werden. Zij presenteerden hun staat aan de meerderjarige kinderen en hun echtgenoten en aan de voogden op 4 juli 1646.
ooOoo
Te Aartrijke bezat Jacob De Zoppere meerdere hofsteden:
- Een hofstede, groot 33 gemeten 2 lijnen 59 roeden, gelegen noord van de kerk. De gronden lagen aan weerzijden van de Eernegemse Bruggeweg en aan de straat die Eernegem naar Jabbeke loopt. Een der stukken land heette "'twaterstick".
De hofstede omvatte huisingen, schuren en stallen en ook een ronde waterput (ten Z. van de Bruggeweg), en was verpacht aan Pieter Vandenbussche. Ten N. en ten Z. van de Bruggeweg stonden in totaal 288 jonge bomen (plansoenen) en 388 kerselaars. Verder nog 10 eikebomen, 3 appelbomen en 1 okkernootboom, alsook 37 wilgentronken.
Een deel der gebouwen , namelijk het woonhuis, een koestal, een schuur en het ovenhok werden door Jacob tijdens zijn tweede huwelijk op zijn kosten gebouwd.
De hofstede was gemeenschappelijk eigendom van Jacob De Zoppere en de kinderen van Jan De Voldere, echtgenoot van zijn zuster Cathelijne De Zoppere.
Het was de hofstede "daer wijlent Jacob de Zoppere fs matheus soverledens vadere es overleden". We vermoeden dat deze hofstede te situeren in ten Noorden van de huidige Barleteweg in de fusiegemeente Jabbeke (Zuid Oost hoek). Immers de staat van goed vermeldt dat de hofstede in Aartrijke lag aan weerzijden van de Eerngemse Bruggeweg. De huidige Barletegemweg loopt door naar de dorpplaats van Eernegem, waar ze verandert van naam in Bruggestraat op de plaats waar se de grens Jabeke-Eernegem voorbijkomt.
Betreffende de gronden in de buurt van de hofstede worden de toponiemen "den eyerlete", "het waterstick", gebruikt. De "eselbilck" verwijst wellicht naar de wijk "De os en de ezel" die nu nog bestaat en te situeren is, daar waar de Barletegemweg de Aartrijksesteenweg bereikt. Het is best mogelijk dat de grens van de parochie Aartrijke meer noordelijk lag dan nu, zodat het deel ten Zuiden van de Barletegemweg nog deel van Aartrijke was.
De hofstede was belast metdiverse erfelijke renten aan de kerk en de dis van Aartrijke, en was eertijds gekocht van Jan Luux volgens een koopbrief gedateerd 20 november 1507.
-Een hofstede, groot 23 gem. en 4 roeden, gelegen in de buurt van de Eernegemse Bruggeweg (noord) en in de buurt van het klooster Sint-Godelieve. Een der percelen grensde aan het hogervernoemde "waterstick". Nog verscheidene andere percelen grensden aan de vorige hofstede wat duidelijk maakt dat beide hofsteden zeer dicht bij elkaar gelegen waren. Enkele percelen hadden een eigennaam, "de eyerlete", "t'perdebilcxken", "den eselbilck".
De hofstede omvatte een huis, een schuir en een stalling. De toegang lag ten noorden van de Eernegemse Bruggeweg. De hofstede was verpacht aan de weduwe van Anthonis Hespeel. Er bevonden zich 20 plansoenen, 12 eikebomen en rondhet woonhuis 13 appelbomen, 1 pereboom, 1 okkernootboom en 2 kerselaars.
Eveneens als de vorige hofstede was zij gemeenschappelijk bezit met de kinderen van Jan de Voldere en Cathelijne de Zoppere (erfenis van 29 nov. 1619 geregistreerd in het 9' reg. vanhet Brugse Vrije, Westkwartier, fo 384, de data 27 jan. 121).
-Een hofstede , groot 18 gem., 1 lijn, 82 roeden, gelegen oost-noordoost van de kerk, waarvan delanden aan weerzijden van de Eernegemse Bruggeweg lagen.
De hofstede, zelften zuiden van de Bruggeweg gelegen omvatte een huisje en een kleine schuur en was verpacht aan Jan Ryncquaert. Een ander stuk land bevatte een oude waar Pieter Vandenbrouckeals pachter woonde. Een perceel grensde aan de "Zabeke".
Deze hofstede werd gekocht aan Mathijs Vereecke en zijn kinderen op 19 maart 1633 (schepenakte 17' reg. Westkw., fo 415 de data 18 mei 1633, 11 uur).
Een hofstede, groot 7 gem., 2 lijnen, 26 roeden, gelegen ten westen van de kerk, "beneden den berch" en zuidwaarts over de Diksmuidse Bruggeweg.
De hofstede omvatte een woonhuis, verpacht aan Pieter Thybau.
Deze hofstede was gemeenschappelijk bezit met Cahelijne dochter van Jan de Glendere over Jan de Landheere.
-Een hofstede, groot 8 gem., 1 lijn en 50 roeden, gelegen ten noordwesten van de kerk, westwaarts over de Zeeweg, genoemd "tcleen voorvijverken". In de buurt lag ook het "cleen blaeuvoetvijverken" en de "meunynckvijvers".
De hofstede omvatte een deel land, bos en meers en was bewoond door Jasper Crombez.
De hofstede was gekocht van Pieter Hanebert en Janneken Vermote op 31 dec. 1638 (schepenakte 2' reg. Westkw., fo 31 de data 5 jan. 1639).
-Daarnaast bezat Jacob De Zoppere nog vele losse percelen grond in Aartrijke. Ze allemaal opsommen zou aanleiding geven tot een zeer lange lijst (52 stukken).
Te Ichtegem bezat Jacob De Zoppere slechts twee stukken grond : een stuk bos, genaamd "den batehouck" (75 roeden) en een stuk meers genaamd " den lieckepitmeersch" (1 lijn).
Te Moere had hij nog een stuk grasland (92,5 roeden) in bezit, gelegen ten noordwesten van den herberg "triethuçs".
ooOoo
Te Snellegem had Jacob De Zoppere een hofstede, groot 24 gemeten, 1 lijn en 26 roeden, gelegen ver zuid west van de kerk., grenzend aan de "leetstraete" en de "hildegemsche weg". Het was op deze hofstede dat Jacob De Zoppere tijdens zijn leven had gewoond.
In 1645 was deze hofstede gemeenschappelijk bezit met de kinderen uit zijn eerste huwelijk en omvatte schuren huisingen, schuren en stallingen. Bij zijn overlijden was de hofstede bewoond door zijn dochter Maria, gehuwd met Pieter Strubbe.
De hofstede omvatte 22 onderscheiden percelen, waarvan enkele volgende namen hadden: "de hooge loo", "'t cruusken", "de breewaters", "'t cattevelt", ""t conynckstick". Andere stukken lagen in de buurt van "den barlete hil" (heuvel), "de peereboombusschen", "de meulebroux", "de coecamps" (gehuchten).
Een afzonderlijke vermeld stuk (4 gemeten) heette "blasens" en was Jacob ten deel gevallen uit de erfenis van zijn broer Jan (12 april 1585).
Thans bestaat er te Snellegem een kleine weg die Hildegemweg heet, en die in de vorm van een kwartcirkelboog de Eernegemseweg met de Vloethemveldweg verbindt. Daaruit vogt dat de Vloetemveldweg vereenzelvigd moet worden met de "leetstraete". Het woord leet of leed wordt dikwijls gebruikt voor de benaming van een beek.
Msschien heeft de benaming iets te maken met de Zerkegembeek die de Vloethemveldweg kruist of iets meer zuidelijk met de beek die ontspringt bij deze straat en die heet: de "barlete".
Op de kaartvan Ferraris (1775) wordt slechts een (omwalde) hofstede afgebeeld die in het westen grenst an de Vloethemveldweg of leetstraete en dit ter hoogte van de Hildegemweg die er naar toe leidt.
Op dezelfde plaats staat nog steeds een grote hofstede bewoond door landbouwer Sylvain Viane (1982) en welke thans opnieuw heet: Hildegem hof. Bij een bezoek aan de hofstede bevestigde hij ons dat de hofstede vroeger volledig door een vierkante wal omringd was. De wallen bestaan nog gedeeltelijk. Verder bleek ook dat het toponiem "tconynckstick" nog gebruikt te worden voo een stuk land ten zuiden van de hofstede, grenzend in de westzijde an de Vloethemveldweg, wat de identificatie van de Vloethemveldweg met de "leetstraete", en ook de hofstede van Jacob De Zoppere met het Hildegemhof opnieuw bevestigt.
De hofstede Hildegem was de belangerijkste hofstede uit de westelijke fiscus van Snellegem, en wordt voor het eerst vermeld in 1297. In 1478 stond er voor de ingang van het hof en grote stenen poort. Hethof behoorde toe aan het St.Janshospitaal van Brugge. In 1532 en 1681 wordt de hofstede bij haar naam "Hyldeghem" genoemd. Het toponiem "tconynckstick" verwijst wellicht naar het Merovingische kroondomein dat Snellegem was.
Hij had nog 6 andere percelen land en bos gekocht te Snellegem.
Een aantal gebouwen op deze hofstede werden oor Jacob De Zoppere zelf gebouwd (d. w. z. getimmerd) te weten:
-Een schuur met 2 "wynckels" (zijruimten), met een wagenhok aan de oostzijde en een koestal aan de westzijde, met een totale lengte van 80 voetn (22m).
- Nabij de straat een andere koestal met varkensstal ten zuiden daarvan, rondom open.
-Een turfstalletje ten westen van de stenen kamer van de hofstede.
-Een nieuwe zolder met balken tot over het woonhuis oostwaarts tot over de paardestal, en nieuwe blauwe voetstenen in het woonhuis.
-Een ovenhok met stenen haard en overwelfsels aan de oven.
Het totaal van de investeringen werd geschat op 72 ponden groten Vlaams (het equivalent van 720 daglonen van een dagloner).
op de hofstede stonden ook nog 65 jonge plansoenen, 34jonge wilgen tronken,5 eiken bomen en een es. In de onmiddellijke omgeving van de hoevegebouwen stonden ook nog : een eik ten noorden van de toegang, een olmenboom bij het ovenhok, 2 populieren oost van het ovenhok en 3 kastanjebomen achter de toegang tot de hofstede.
ooOoo
Ook te Zerkegem bezat Jacob De Zoppere een hofstede, groot 11 gemeten, 1 lijn, 27 roeden, gelegen niet ver van de kerk. Het grootste gedeelte, ongeveer 7,5 gemeten heette "de couttere". de gronden grensden aan de "lammerstraete" en aan het leen dat Jacob ook te Zerkegem bezat. Een deel was gelegen vlakbij de pastorij en grensde ten oosten aan de Bruggeweg.
De hofstede zelf omvatte huisingen, schuren en stallen en een boomgaard en was verpacht aan de weduwe van Jan Pierens. De boomgaard omvatte 40 appel- en perebomen en een okkernotenboom. Verder waren er nog 47 andere bomen: populieren, wilgen, eiken en essen.
Jacob De Zoppere had deze hofstede gekocht van Jacgues Nuete en Pieryncken van Petelghem op 21 mei 1632 (schepenakte 13' reg. westkw. fo 435v, de data 22 mei 1632 om 15 uur).
ooOoo
Ook te Jabbeke bezat Jacob nog een hofstede, groot 25 gemeten, 1 lijn en 81 roeden, gelegen west noortwest van de kerk in 21 percelen. Een deel lag rond de Oudenburgweg, in de nabijheid van de vervallen taverne "de papegaey". Een groot stuk heette "'tcasteelken", nabij de "halven bueterweg". De hofstede zelf grensde ten noorden aan de "halven cousseweg" ook "meulenweg" gemoed, de straat namelijk die naar de "westmeulen" liep. Andere delen grensden aan de Bruggeweg en de Oudenburgweg.
De hofstede omvatte huisingen, een schuur, een koestal en een boomgaard, en was voor de helft Jacob's eigendom en voorde andere helft van Roeland Spanoghe. Deze hofstede was verder verpacht aan Anthonis Coppens.
De boomgaard omvatte 11 appel- en perebomen en 10 kerselaars. Verder nog 64 jonge bomen: wilgen, eiken, essen,en espen. De aanwezige boomstronken werden niet alle geprijsd, daar een deel "vergaen en ghevorticht" waren.
Jacob De Zoppere had deze hofstede gekocht van Jan Bale en Mayken Vandenbussche op 6 mei 1622 (schepenakte 9' reg. westkw. fo163, de data 11 mei 1622 om 10 uur). Toen werden ook nog 4 gemeten, 2 lijnen en 24 roeden grasland verkocht. Deze landen lagen in Jabbeke ten noordwer-sten van de kerk, grenzende aan "de templiers van overzee land" (= de ridders van Malta). Van diezelfde Jan Bale werden nog gekocht,land en hooiland, ver noord van de kerk met het noorden grenzende aan de Iperleet.
Jacob had ook nog twee lenen gekocht.
-Het eerste leen, groot 7 lijnen, 72 roeden (of 2 gemeten, 1 lijn, 72 roeden) was gelegen in Jabbeke, noordwest van de kerk en was gehouden van jonkheer Guillaume de Haene, die het zelf hield van het hof van Reygheersvliet. Jacob verhuurde het verder aan Michiel Coudevelt.
Het leen was belast met een jaarlijkse gift van 4,5 pond boter en 30 eieren, over te brengen aan de heer telkens op zondag voor Sinksen.
Jacob De Zoppere had het leen gekocht voor een som van 10 ponden groten Vlaams en een "pot wijns van derthien ponde veerthien schellinghengrooten". De koop van gebeurd voor de baljuw van het zelfde hof op 23 juni 1622.
Zoals men weet had de leenheer recht op het "beste catheil" of beste goed bij elke verandering van eigenaar. Op het leen stonden "dertich upgaende populieren", waarvan de beste als "leenboom" gelaten werd voor de heer.
-Het tweede leen, groot 1 gemet, 85 roeden, was gelegen in Zerkegem,noordwest van de kerk, en was gehouden van jonkheer Gilles Calle, van het leenhof ter Walle, zelf gehouden van het prinselijk leenhof van de Burg van Brugge. Hier werd geen meldig gemaakt van lasten in natura.
Jacob had het leen gekocht van Frans Zwaenepoel op 27 jan. 1634 voor de som van 10 pond en 10 schellingen.
Deze twee lenen werden, na zijn overlijden geerfd door zijn odste zoon (hoir feodale) Huybrecht, die daarna door diens enige zoon Joanne werden geerfd in 1651 en vervolgens door Joannes oudste zoon, Jacobus rond 1699. Gezien er bij het overlijden van deze Jacobus De Zoppere nog slechts twee dochters in leven waren erfde de oudste dochter Petronela, gehuwd met Jan Loghe deze beide lenen in 1716.Zij overleed te Varsenare in 1734 waardoor de lenen na meer dan 100 jaar familiebezit, overgingen in een andere familie.
ooOoo
In augustus 1645, dus enige maanden voor zijn onverlijden, bestoot Jacob zich terug te trekken uit zijn hofstede te Snellegem.
uit "Genealogie der familie DESOPPER(E)" door F.Desoppere en P.Donche