Notities bij: Laurentius Werbrouck

baljuw Ayshove en Ardooie

huwelijksgetuigen: meester Joos Bouckaert, meester Francois van Caloen, Pieter Brunel

doopheffers: (1) , (2) jonker Pieter Bruneel - Martina Bouckaert, (3) Petrus Bouckaert ipv. RD Judocus Boeckaert - Anna Bruineels ipv. Clara Caloens, (4) Magister Ludovicus Maes - Martina Bouckaert, (5) Anthonius Bouckaert - Elisabeth Bouckaert, (6) Lucy Maes ipv. Joannes Maes - Maria Dela Rue ipv. vrouw van Ardooie Adriana Dela Doeve, (7) Egidius Vande Moere - Joanna Bouckaert wde Stephanus De Boe, (8) R.D. Joannes Maes - Adriana Leonora de Gros, dame van Maude, (9) Judocus Maes ipv. Dom Judocus Boeckhaert - Anna Boeckhaert.

begrafenisakte: heer Laurentius Werbrouwk,baljuw van Ayshove en Ardooie, begraven in het koor van de kerk, ongeveer in het midden en met de hoogste dienst.

L. Gorissen, een geneaologische schets van de familie Werbrouck, eigen uitgave 1974, Aartselaar-Borgerhout, p. 30
Hij werd te Ardooie geboren na 1584 en werd baljuw van zijn geboortedorp. Hij huwde met Barbara Bouckaert. Zij was afkomstig van Izegem en was dochter van Petrus. Petrus Bouckaert was hoogbaljuw van de kasselrij Kortrijk en woonte te Izegem op het kasteeltje Wallemote. Zijn familie zou verwant zijn met de hoge adel. Haar broer Judocus Bouckaert was de achtste bisschop van Ieper. Deze lag aan de basis van de Mariaverering te Schepenheuvel. ... Hij overleed te Ardooie op 20.8.1656 en werd drie dagen later begraven. Zij overleed eveneens te Ardooie op 26.2.1663 en werd er op 1.3.1663 begraven. Wij kennen zijn sierlijk handteken uit dokumenten van 1635.
Van zijn vader erfde hij vermoedelijk de twee herbergen die hij bezat. Lucas Verstraete pachtte zijn herberg 'De Mol' in 1653. In 1646 was 'De Mol' 118 roede groot (10,66 a). Na zijn dood ging het eigendom over in handen van zijn schoonzoon Francois Maeysman. Dit gebouw bestaat nog steeds als een mooie hoeve gelegen op de hoek van de Molstraat en de Kokelaerestraet (Z-kant) te Izegem. Recht tegenover bouwde men rond 1900 het nog bestaande café 'In de nieuwen Mol'. Te Ardooie bezat hij 'uitten hoofde van Jan de Wyntere' 'een behuysde erve met herberg 't Veldeken' glegen 'by den Moerbusch'. Wij zouden de plaats thans als de Sint-Maartensveldstraat bestempelen. De grond was 214 roden (19,26 a) groot. Na zijn dood ging de herberg over in handen van zijn zoon Gillis. Verder had hij in het Mosscherambacht onder Izegem nog verschillende gronden waaronder een stuk in de nabijheid van de Mol langs de weg naar de 'Kreckemolen'. In total hij 1.049 roeden (94,41 a) onder Izegem. Onder Ardooie lag zijn leen naast dat van zijn broer Pieter en verder langs de straat van Roeselare naar Ardooie samen 4.792 roeden (431,28 a). Daarenboven bezat hij langs de weg van het Sint Maartensveldeke naar Koolskamp nog 1.875 roeden (168,75 a), de herberg inbegrepen. Hiervan had hij een deel zelf gekocht. Zijn eigendommen onder Izegem gingen over naar zijn schoonzoon Francois Maeysman, die onder Ardooie aan zijn zoon Gillis.